woensdag 3 februari 2016

Deel 2.2

Aaron zit buiten in het gras met zijn extra dikke winterjas omdat het vriest. Hij ligt op zijn rug en kijkt naar de sterren. Ongemerkt blijf ik in de deurpost staan om naar hem te kijken. Hij woelt met zijn handen door het gras en zijn vingers worden zichtbaar donkerder. Er loopt een traan over mijn wang, waarom moet het altijd zo kut voor hem gaan. Zijn verjaardag is al z’n moeilijke tijd. Hij is opgegroeid met alleen zijn moeder omdat zijn vader omgekomen is in een vliegtuigongeluk op zijn geboorte. Voor Aaron is het niet heel erg omdat hij zijn vader nooit heeft gekend, maar hij vangt wel elk jaar de emoties van zijn moeder op. Zijn vader heeft er niet voor gekozen om te gaan en dat maakt het er niet bepaald makkelijker op om hem te missen. Daar komt ook nog bij dat iedereen hem altijd af stoot, hij is een beetje apart, zeggen ze. Hij is slim, speciaal, en heeft zijn eigen karakter trekken. Hij loopt lichtelijk op zijn tenen, heeft een leren herentas omdat hij van oude dingen houd. De geur trekt hem aan zegt hij, terwijl de andere jongens de nieuwste mode hebben. Hij wil graag dingen weten en vraagt daarom soms vragen op het verkeerde moment. Zijn koukleum trekjes komen ook niet altijd goed over aangezien hij in de zomer nog gerust met een trui aan loopt. Ze zijn zacht aan de binnenkant en geven hem het gevoel dat hij de hele tijd wordt geknuffeld legde hij aan mij uit. Ook is het zo dat Aaron soms iets te veel over dingen nadenkt en dit wordt niet altijd gewaardeerd. Hij komt met theorieën en oplossingen waar de ander helemaal geen trek in heeft. Dat betekent niet meteen dat hij raar is. Als ze dan aardig tegen hem doen dan gebruiken ze hem, waardoor hij altijd op de blaren moet zitten. Aaron is een en al goed maar de slechte dingen komen altijd op hem af, en hij kan het simpelweg gewoon niet hendelen. Hij is zo zacht en ik ben degene die  de tranen moet opvangen, niet dat ik het erg vind. Ik doe het graag, maar het zou fijn zijn om hem gewoon gelukkig te zien. Zonder dat er een prijskaartje aan moet hangen. Gewoon simpel weg gelukkig. Is dat zoveel gevraagd? Soms zou ik willen dat ik het leven wat bij hem past kon laten maken en cadeau aan hem doen, ongeacht hoe duur het mag wezen. Ik denk zelfs dat ik er nog meer dan mijn leven voor zou geven, als dat het meest kostbare zou zijn.
Wolken komen onze kant op getrokken en de wind wordt iets sterker. Geleidelijk verplaats ik me door de deur post heen en het eerste wat ik merk is iets koud dat op mijn wang smelt. Sneeuw? Geruisloos loop ik door en ga naast Aaron liggen. Er wordt niks gezegd, geen woord uit gesproken. Het hoeft ook niet, mijn vingers glijden in zijn hand en pak hem vast. Aaron blijft stil liggen, spant of ontspant geen spier, kijkt omhoog en probeert bijna mijn aanwezigheid van zich af te duwen. Waarschijnlijk heeft hij er moeite mee dat ik hem weer moest beschermen, hij wil mij kunnen beschermen in plaats van andersom. Er beginnen steeds meer kristallen uit de lucht te komen, en Aaron zijn hand begint te trillen. Er stroomt vocht over zijn gezicht en heeft zijn ogen dicht geknepen. Hij merkt dat ik het zie en zijn lippen worden op elkaar geperst, zijn hand probeert hij onder controle te houden. Het lukt niet. De adem in zijn longen begint te schokken en hij geeft toe, zijn hand verstevigd om die van mij heen en hij krimpt in elkaar. Mijn arm vliegt om zijn bovenlichaam heen en drukt zijn hoofd tegen me aan. "Het komt wel goed met je," fluister ik. "Ik blijf bij je," het is alles wat ik zeg en meer hoef ik ook niet te zeggen. Ik was zes jaar toen ik hem voor het eerst redde en ik ben er nooit mee gestopt. Hij heeft me nodig, maar ik heb hem ook nodig. Er zijn zoveel vreselijke dingen waar hij me doorheen helpt. Alle feestjes met mijn ouders, alle avonturen die ik niet in mijn eentje kan doen. De dagen dat klasgenoten me boos maken en het huiswerk waar ik nooit iets van snap. Hij leert me zoveel. Zonder hem zou ik in een gat vallen. Dankbaar ben ik hem voor wat hij in mijn leven toevoegt en ik probeer zoveel mogelijk voor hem terug te doen. "Ik ben bang om nergens bij te horen," Aaron zegt het door zijn tranen heen en hij lijkt zijn zin niet verder af te kunnen maken. "Maar ook om wel ergens bij te horen. Omdat je niet bij dat soort mensen wil horen," ik maak zijn zin af en hij knikt, "precies." "Je hoort bij mij, nergens anders. Denk je, ik laat je zomaar ergens anders heen gaan al zou je het willen? Ben toch niet mal," ik moet zachtjes lachen, het zijn emoties omgezet tot woorden die ik normaliter niet uitspreek. "Wat moet ik zonder je, hoe overleef ik dan al die kaviaar, stropdassen en hakken. Wij samen horen nergens bij, wij lijken op niemand en zijn onze eigen individu. Maar we hebben wel een thuis waar we heen kunnen. Sommige van die kinderen zijn zo opgezogen door de meerderheid dat als ze alleen zijn ze niks meer over hebben." Aaron drukt me fijn met zijn kippenpootjes en begint te glimlachen, ik kroel met mijn handen nog wat door zijn haar. "Laten we naar binnen gaan voordat ik ook nog sentimenteel begin te huilen," ik lach en begin hem hard te kietelen. De wolken sluiten ons steeds meer in en het begint te onweren. De sneeuw begint harder te vallen en wordt steeds scherper. Ons haar is ondertussen doordrenkt van de koude nattigheid en ik ren naar binnen. Ik zie mezelf naar binnen rennen, samen met Aaron. Ze rennen lachend naar binnen en sluiten de deur. Buiten begint het te bliksemen, ik probeer naar binnen te roepen maar ik word geraakt. Ik sta aan de grond genageld en kan me niet meer bewegen, kan niks meer uit brengen. Hoort zoiets niet dodelijk te zijn? Ben ik dood? Zie ik mezelf daarom binnen met Aaron? Wat heeft dit te betekenen?! Alles om mij heen gaat sneller, harder, scherper. De sneeuw begint mijn huid aan flarden te snijden, en het brand, stuk voor stuk erger. Stuk voor stuk dieper. Stukjes huid vliegen op en veranderen in dezelfde dodelijke sneeuw die het heeft losgesneden, maar ik bloed niet. Binnen zijn Aaron en ik aan het opruimen, ik schreeuw maar hun wereld lijkt af gesneden van die van mij. Het beeld begint te beven, heviger naarmate ik meer huid verlies. Als mijn ledematen zijn vervlogen beginnen de zwarte wolken zich om mij heen te vormen. Het zicht op Aaron en mijzelf verdwijnt en het enige wat ik nog kan voelen is de sneeuw die mijn lichaam zijn eigen maakt.

dinsdag 22 december 2015

Deel 2.1

Hij heeft haar uitgekozen. Zij, met die lelijke blauwe puilende ogen die uit der schedel vallen. Het meisje dat niet genoeg heeft aan 5 jongens die de honing van der reet aflikken. Hoe kan hij zo stom zijn, zo blind zijn om niet te zien waar ze op uit is. Het enige wat ze wil doen is hem naar de grond trappen. Verder dan de grond zelfs, recht het graf in. Oh Aaron toch…
Waarom leer je het niet gewoon. Hoe vaak heb ik je niet gewaarschuwd, is mijn haat voor haar dan niet genoeg. Zie je dan niet wat je voor mij betekent, zie je dan niet hoeveel ik om je geef. Het trekt me uit een, het verscheurt me. De vlokjes raap ik met een bezem op, zet ze met trillende handen aan elkaar en probeer ze te lijmen. De lijm, de lijm wordt te heet en ik brand. Ik word boos, ik word kwaad. Hoe kan hij het nou niet zien, en hoe durft zij. Hoe durft ze het in haar hoofd te halen om aan Aaron te zitten. Hij is van mij. Mijn territorium. Niemand mag hem pijn doen, niemand zal hem pijn doen zonder dat ik ertussen zit. Altijd zal ik hem beschermen, ik houd van hem, dat is mijn taak.
De lijm begint in mijn huid te smelten en vormen aan te nemen. Er moet hier iets aan gedaan worden. Adem, Robin, Adem… Hoe ga ik dit netjes oplossen. Netjes?! Zij verdiend geen netjes. De lijm veranderd in twee handschoenen. Twee handschoenen die ik kan gebruiken om over me handen te doen. Handschoenen die me beschermen zodat ik het vuile werk kan doen. Nooit zal ze nog in de buurt durven komen. Nooit zal ze nog kunnen lachen. Het vuur binnen in me stookt op en raakt mijn ogen. Mensen kijken me aan, vragen of het wel goed met me gaat. Negeer ze, negeer ze allemaal. Recht loop ik op mijn doel af.
Daar staat ze, Lisa. Samen met Aaron. Hoe kan hij niet zien dat haar lach zo nep is als de natuur die we om ons heen hebben. Daar gaan we.

"Hee Aaron!" Toch gooi ik er een glimlachje in, duidelijk niet gemeend want Aaron zijn gezicht is geschokt als hij de uitdrukking op die van mij ziet. "Zou ik misschien heel even een momentje met Lisa mogen?" "Nou ik weet niet of dat z'n slim id..." Ik grijp hem bij zijn hals en loop een stukje met hem weg. "Erg bedankt Aaron," ondertussen geef ik hem een klopje op zijn borst, "ik zie je straks weer!"
Ik loop weer op Lisa af en voordat ze van der telefoon naar mij kon kijken grijp ik haar bij de haren. Haar blonde sluike haren zijn altijd los, het had niet makkelijker kunnen zijn. Ze grijpt naar mijn gezicht maar ik druk haar keel dicht en beweeg mijn gezicht naar haar oor en fluister: "Als jij hier niet heel snel weg gaat jij dik besmettend varken, dan zorg ik dat de rest van het schooljaar niemand in jou buurt gezien wil worden. En vergeet niet al die stront die je mee hebt genomen terug te nemen. Of misschien zorg ik er wel voor dat je niemand kan zien het aankomende jaar, ook altijd nog een optie." "Vies mormel, hier kom je niet mee weg!" "Ohja, dacht je dat?" Mijn hand om haar keel verstevigd, en ik trek bijna een pluk haar uit haar hoofd. Ze weet dat ik haar niet zal vermoorden, ze weet het, want het zou te lief voor me zijn. Des te meer reden heeft ze om echt bang te zijn. Eenmaal dood kan je niet meer lijden, nu kan ze dat wel. "Heb je begrepen wat ik zei?" Nog heftiger knijp ik haar zuurstoftoevoer dicht, terwijl ik nog een keer vraag of ze het goed heeft begrepen. Haar stemt trilt van angst terwijl er een zacht geluid over haar lippen rolt. "Wat zei je?! Als je zo zacht praat kan ik je niet horen liefje." Haar hoofd word rood en ze hapt naar lucht, de woorden die er vervolgens uitkomen zijn erg hoog maar ze probeert ze er met alle macht uit te persen. "Ja. Ik begrijp het. Ik ga al weg." Ik laat haar haar los en grijp haar nek en schouder, trek haar naar me toe en geef haar nog een knietje in haar maag. "Mooi, ik hoop niet dat je denkt dat ik op mijn woord terug kom." Ze ligt huilend en hoestend van shock op de grond, smeekend om aandacht. Ik draai me om en loop naar Aaron toe.
"Wat heb je met der gedaan?!" Hij wil me aan de kant duwen om Lisa te helpen, maar ik geef hem een stoot op ze kaak. "Als je het maar laat," zeg ik op dreigende toon. Aaron zegt hoog in zijn emotie: "Je laat me niet eens iemand helpen die net in elkaar is getrapt?! Nota bene door jou!" Hij snapt er ook echt geen snars van. "Ik laat je die sloerie niet helpen omdat het anders jij was geweest die er zo bij had gelegen. Hoogstwaarschijnlijk nog erger. Zie je dan niet dat ze gewoon een excuus nodig heeft. Aaron, je bent de zondebok. Kijk is goed om je heen. Ken je de namen van al je gasten überhaupt wel?! Vind je het echt oké, dat die brede gast daar met je moeders vaas aan het overgooien is, op jouw verjaardag! Dat kan je toch niet serieus menen? Want als dat zo is, ben ik hier weg..." Zijn ogen scannen de ruimte en hij beseft wat er gaande is. Zijn hele lichaamshouding veranderd. Schouders die gaan hangen, handen die ontspannen van shock, mondhoeken die naar beneden gaan, kippenvel. Het besef kwam, dit was niet oké, dit was niet zijn feest, niet zijn vrienden, dit was alles wat hij verafschuwde. Zijn ogen schreeuwde dat hij weg wilde rennen, maar het lukte niet, hij stond aan de grond genageld, bevroren van angst. Mijn hand gleed over zijn schouders, het deed zoveel pijn om hem zo te zien, ik kneep er in en liep naar de keuken. In de keuken schonk ik wat whiskey in, twee glazen. Één ervan duwde ik vervolgens in Aaron zijn hand. "Drink het op," nog steeds geshockeerd keek hij me aan en ik knikte met mijn hoofd dat het oké was. Tegelijkertijd dronk ik mijn glas op. "In de keuken staat meer."

Uiteraard was Lisa nog niet weg, maar daar had ik ook wel een beetje op gerekend. Het speelkwartiertje kan beginnen. Bravoure loop ik de woonkamer in, en zoek een ietwat hoog plekje uit. De brede vensterbank deed zijn werk wel. "Beste gasten, welkom op Aaron zijn 19e verjaardag. Wat is een feest nou zonder speech en opening." Ondertussen loop ik naar de computer en plug mijn USB-stick erin. "We kennen haar allemaal wel, Lisa, de organisator van dit prachtige feest. Ter ere van haar een klein introductie filmpje." En play! Het filmpje begon met mensen die Lisa kennen, van kennis tot goede vriend. Allemaal vertelde ze wat negatiefs over haar. Over hoe ze altijd aandacht trekt en in de spotlight wil staan, hoe ze man na man verslind op dezelfde avond. Over hoe ze andere altijd zwart probeert te maken, hoe ze andere manipuleert om dingen te doen. Sommige jongens vertellen hoe ze slachtoffer aan haar zijn geworden, hoe ze aan die 10 voor natuurkunde is gekomen. Daarna werden er allemaal gênante beelden van haar afgespeeld om te bewijzen dat ze helemaal niet zo speciaal, mooi, schoon of lekker was. Foto's van hoe ze eruit ziet zonder make up en gestyled haar. Foto's dat ze teveel had gedronken, en daarna filmpjes. Ze werd helemaal uitgekleed en afgekraakt. "Kijk eens aan wie we daar hebben!" Och, wat maak je het me toch weer makkelijk. Ik loop op Lisa af en pak haar haar vast en trek haar naar achteren. "Zullen we even kijken of het Lisa echt is?" Mijn hand pakt de rand van haar shirt en ik trek het lichtelijk omhoog terwijl ik de rest van de mensen een vragende blik toewerp. Iedereen schreeuwt toestemmend. Mijn hand laat de rand los en mijn vingers glippen tussen de knoopjes. Het shirt maakt een scheurend geluid. Gejuich klinkt in de kamer. "Wie wil proeven?!" Één van haar exen, Bas, komt op ons afgelopen. "Wat een vieze slet ben je Lisa," zei hij met veel walging op zijn gezicht. Hij rukt haar bh aan kant en trekt haar broek tot haar knieën. Ruw geef ik haar lichaam aan hem, op mijn duim leg ik ongezien wat hard drugs en pak haar gezicht vast zodat ze de stof inademt. "Ik had je gewaarschuwd, is het niet. Het is jouw schuld, niet die van mij. Jij hebt het veroorzaakt, dit ben jij. Allemaal jouw schuld," fluister ik in haar oor. De woorden zullen zeker blijven hangen, zeker met de drugs die ze net op heeft gekregen. Aan Bas vraag ik of hij haar nog even vast wil houden, "met genoegen," is het antwoord wat ik krijg. Haar hakken gooi ik de sloot in, en haar broek trek ik ook uit. Voor iedereens gezicht zoek ik haar broekzakken door. "Wat is dit dan?" Ik haal een zakje met wit poeder uit haar zak, niemand ziet en weet dat het er eigenlijk nooit heeft in gezeten. "Ook nog aan de drugs? Of was dit bedoelt voor Aaron. Wilde je hem drogeren?!" Ondertussen staan haar ogen al groot van wat ze eerder heeft binnengekregen. Bas kantelt haar hoofd naar achter. "Waarom geef je haar niet een koekje van eigen deeg?" Het zakje maak ik rustig open. "Dat is een aardig goed idee," en ik gooi het leeg in haar gezicht en geef haar een forse stoot op haar solar plexus. Het gevolg is dat ze naar lucht snakt en het grootste gedeelte van het poeder tot zich neemt voordat ze het kan wegblazen. "Dank je Bas, als je haar nu ook nog even voor haar deur zou kunnen dumpen. Haar vader zal wel bezorgd zijn." Eerst kijkt hij me raar aan, maar nadat ik hem een knipoog geef snapt hij het en tilt haar over zijn schouder om vervolgens weg te lopen. Ik ga weer op de vensterbank staan en vraag de aandacht van de rest van de gasten. "Wat een spectaculaire show was dit toch weer, hierbij denk ik wel dat het feestje ten einde is gekomen en vraag ik iedereen dit huis te verlaten. Neem op de weg naar buiten wel even wat troep mee, ga lekker ergens anders jezelf klem zuipen of lach nog even na in je bed met dat lekkertje van vanavond naast je. Weet dat als je dit huis niet verlaat ik je het huis uit schop en je bont en blauw thuis komt, ongeacht je lengte, leeftijd of geslacht. Dank u." Sommige mensen kijken nog wat verward. "NU!" Roep ik uit en ze beginnen snel hun spullen te pakken. Binnen een kwartier is het weer rustig in Aaron zijn huis.

maandag 7 december 2015

Gevangen

De weken kropen voorbij zoals een boom al haar bladeren verliest. Het kwam amper tot niet aan zijn eind maar als het er zou zijn, was het overduidelijk. Wanneer zou het eind voor mij komen, wat voor eind zou er voor mij komen. Ik ben ondervoed, vrijwel uitgedroogd en wat warmte kan geen kwaad. Altijd wilde ik buiten zijn, maar nog nooit heb ik zo verlangd naar de warme muren van mijn huis. Zal het nog lang duren voordat het mijn dood zal worden? Ze willen me tot waanzin drijven. Ze willen dat ik op mijn knieën ga, smeek om dood te mogen gaan. Zover zullen ze me niet krijgen, al zit ik de rest van mijn leven hier, nooit zal ik toegeven aan hun spel.
De ontsnappingspogingen kwamen me de neus uit. Allemaal heb ik ze geprobeerd, allemaal faalde ze. Het lukte niet, het was niet mogelijk, er was niet genoeg materiaal of ik was zo verzwakt dat ik de kracht er niet meer voor had. Zou dit dan echt de rest van mijn leven worden, weg rottend boven in een gebouw vol met dode.
Dit kamertje had wel luxe, het had een raam, zo doende hoefde ik niet urenlang tegen een lege zwarte muur aan te kijken. Het bood troost, het bood hoop. Het was het licht puntje, iets waar ik me aan kon vasthouden. De rest van mijn kamertje was leeg, vier muren die elke dag steeds meer op me in begonnen te sluiten. De vloer was koud, en de muren waren ruw. Het stonk onwijs aangezien ik geen wc had, en ik ook niet mijn cel uit mocht. De linkerhoek naast de deur was mijn wc. Zodat als iemand de deur opendeed ze een volle walm in hun gezicht kregen. Zelf was ik al bijna gewend aan de geur, maar de eerste paar dagen kwam het eten wat ik at er meteen weer uit.
Mijn kleren, nou ja, kleren... Een juttezak was het enige wat ik had om mijn lijf te bedekken. Er zaten wel gaten in voor mijn armen en hoofd, maar het was ruw. Mijn huid was rood van de irritatie en mijn spieren stijf omdat ik me geen houding aan kon nemen die comfortabel was. Alles deed pijn, alles voelde ongemakkelijk. Er was keuze tussen erg en erger. Toch probeerde ik me niet te laten kennen. De klootzakken, ik zal ze krijgen.
Er waren niet veel geluiden, wat voetstappen die langs de deuren paradeerden. Af en toe wat gebonk op een deur gevolgd door uren lang geschreeuw. Op zulke momenten werden er mensen gemarteld, als het schreeuwen stopte waren ze hoogstwaarschijnlijk buiten bewust zijn geraakt door de vele pijnprikkels.
Dit keer stonden de voetstappen voor mijn deur stil. “Hee!”, er klonk gebonk op mijn deur. Adrenaline stroomde door mijn aderen en ik was meteen scherp. Het was mijn beurt. Een man deed de deur open. Hij had vrij lang haar en een baard. Donkerblond, breed, dik, stinkend. De stank walm kwam in zijn gezicht terecht en hij moest meteen overgeven. “Dat krijg je ervan hè, als je je gasten geen toilet geeft. Afschuwelijke manieren.”  zei ik met een spottend lachje.
De vent was er niet van gediend. Hij liep op me af, pakte me bij mijn haren en trok me mee. Ik weet wat ik moest doen als iemand me bij mijn haar greep. Terug duwen, arm in ze maag. Stoot op het kruis, kin. Het was makkelijk geweest. Het was makkelijk geweest als ik al mijn kracht had. Ik probeerde het echt, ik probeerde het echt. Maar ik gleed uit. Rot vent trok me door zijn kots heen waardoor ik geen grip meer had. Uit zijn zak pakte hij een stuk touw waarmee hij mijn handen achter mijn rug vastbond met een verzekering rond mijn keel. Als ik mijn handen naar beneden duwden, of los probeerde te krijgen, wurgde ik mezelf. Ik moet toegeven, de stakker was wel slim.
Samen liepen we een trap naar beneden, er was niet veel keus voor me bij. Onderaan de trap was een ronde kamer met deuren. De deur rechts van ons ging open. Meneer met kots in ze baard duwde me over de drempel waardoor ik op de grond viel. Mijn knieën als eerst, snel probeerde ik mijn bovenlichaam nog te draaien zodat ik niet meteen een gebroken neus op zou lopen. Het lukte maar half, mijn rechter schouder en wang lagen alsnog open.
Onder mij was het vochtig. Sommige delen warm en sommige delen koud. Het voelde niet als water, het rook niet naar urine. Ik rolde om en probeerde op te staan, wat niet lukte want ik werd meteen weer omver geschopt in me ribben. Gekneusd. Adem in, adem uit. Niet te snel, langzaam, beheerst. Het stak en ademen ging moeilijk. Mijn ogen sloten zich krampachtig. Focus, het is niets. Dit lukt wel.
Een glimlach vormde zich op mijn lippen en keek de man aan die me had geschopt. “Vuile klootzak, jij...” Tot ik hem aankeek wist ik niet wie het was. Zijn gezicht kwam me zo bekend voor en de herinneringen kwamen op te dagen. “Wat is er schatje? Blij om me weer te zien? Ik weet dat het een tijdje geleden is, maar vandaag kon ik wel een plekje in mijn agenda vrij houden.” Eerder, niet laatst. Vroeger, toen we beide klein waren, een jong gezicht.
“Speciaal voor jou, heb ik tijd vrijgemaakt. Meestal maak ik mijn handen niet vuil aan dit soort werk. Maar voor jou maak ik een uitzondering.” Zijn hand sloot om mijn keel en hij likte over mijn rechterwang. “Net zo zoet als ik het had ingebeeld,” hij tilde me met een hand rond me keel op, met zijn andere hand sneed hij het touw door. Achter hem stonden 2 gekruiste balken. “Yroax help me even met haar vastmaken,” alles draaide, ik kreeg geen lucht, het vuil stak in mijn schaafwonden en mijn ribben werden keer op keer neergestoken. Even werd alles zwart en toen ik weer kon kijken zat ik vast gebonden aan het kruis.
Yroax... De naam van het hulpje, onthoud. Vergeet niet ze naam. “Baas, heeft u nog wat anders nodig?” “Nee, je mag gaan.” antwoordde hij terwijl hij Yroax weg wuifde.
Op de grond waren overal bloedvlekken te vinden. De leren banden om mijn polsen waren er ook glibberig van. De kamer rook naar zweet, naar iets dat hevig is verbrand, het rook naar seks, het rook naar marteling.
De hufter kwam naar me toe gelopen. “Weet je het weer? Aaron, hoe is het met hem? Dat weet je natuurlijk niet. Hij maakt het erg goed, althans… Hij ademt nog ,” hij genoot van de woorden die hij sprak. Hufter, hij had Aaron niet te pakken kunnen krijgen, toch? Speeksel ging door mijn mond heen en ik spuugde het in zijn gezicht. “Ik had je moeten afmaken toen je gebroken op de grond lag.” Een stomp in me maag was wat ik ervoor terug kreeg waardoor ik moest hoesten. “Vertel me is. Hoe voelt het om me zo te moeten vast binden en dan nog steeds niet te kunnen winnen van dit kleine meisje.”
Hij pakte een mes van een tafel en zette het op mijn linkerzij. Hij sneed de bloeduitstorting op mijn ribben open. “Ik denk dat je aardig aan het verliezen bent meisje,” met zijn vingers voelde hij nog even in de wond. Ik beet mijn lip stuk om het niet uit te schreeuwen van de pijn. Mijn lichaam was op, uitgeput, elke pijn prikkel kwam heftiger aan en mijn zorgen om Aaron maakte het er ook niet beter op. Zou hij hem echt te pakken hebben gekregen?
“Zelfs aan de binnenkant voel je goed”, hij liep terug naar zijn tafel, “maar misschien is het toch even beter als we je schoonmaken.”
Alles draaide en ik kon het plafond niet goed meer onderscheiden van de vloer. Alles was van ruw steen, delen van de kamer werden zwart. Ik probeerde de hufter aan te kijken, vuil aan te kijken. Hij is degene die Aaron heeft beschadigd en verminkt toen hij klein was. Bij mijn heup voelde het warm, het was besmeurd met bloed en druppelde langzaam naar beneden. Plots begon de wond op mijn linkerzijde te steken. Alsof er miljoenen bijen in vlogen, ze staken me met hun angels en injecteerde hun gif wat maar door bleef branden. In de verte hoorde ik een harde schreeuw. Het was dichtbij en het klonk als mezelf maar het voelde niet alsof ik schreeuwde. Zijn gezicht verdween, de vloer sloeg over me kop en ik viel. Ik viel van een onvalbare hoogte in duizend stukjes. Als een ster die uiteenspat. Als sneeuw dat zijn weg zoekt.